We zijn aangekomen in Matheus 10 waar Jezus spreekt over het bevreesd zijn voor hen die ziel en lichaam kan verderven in de hel. Deze tekst wordt vaak aangehaald om aan te tonen dat God wel degelijk mensen afwijst. Maar ook deze tekst moeten we in de context lezen. Jezus vertelde de discipelen in het voorgaande gedeelte om niet te gaan vechten. Hij vertelde hun dat ze vervolgd en overgeleverd zouden worden door zowel politieke als religieuze overheden en dat ze zouden komen te staan tegenover de machten van deze wereld (de wolven ofwel de religieuze Joden) maar door de Heilige Geest kracht zouden ontvangen om het ware koninkrijk van God te proclameren. Jezus vertelde hun dat ze zelfs zouden worden gedood. Ze zouden lijden op dezelfde manier zoals ook Jezus zou lijden. Daarna volgt het betreffende tekstgedeelte,
“En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem (hem), die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel. Worden niet twee mussen te koop aangeboden voor een duit? En niet één daarvan zal ter aarde vallen zonder uw Vader. En de haren van uw hoofd zijn ook alle geteld. Weest dan niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven.” (Matt 10:28-31)
We zien hier dat dit tekstgedeelte niet eindigt met een dreiging. En let op hoe Jezus van het ene extreme overgaat op het andere. Eerst zegt Hij, weest bevreesd voor Hem die de macht hebben om jou te vernietigen in de hel (Gehenna, de vallei van Hinnom), en vervolgens zegt Hij dat Hij een Vader is die liefheeft en elk haar op je hoofd beschermd, dus weest niet bevreesd. Vanuit de traditie lijkt het net alsof God de vernietiging ten uitvoer brengt, want pas op: alleen Hij heeft de macht om jou persoonlijk te doden.
We zien hier een tegenstrijdigheid, Jezus (God) die ons de opdracht geeft om geen geweld te gebruiken en onze vijanden lief te hebben en dezelfde God zou dat dan wel zou mogen doen als Hij dat wil? We kijken wat andere vertalingen hier over zeggen. Interlineaire versies (maar ook de KJV) laten zien dat de “Hem” in vers 28 niet in de originele tekst staat, maar later is toegevoegd. Het oorspronkelijke woord “ho” (Strong’s G3588) wordt meestal eenvoudig vertaald als “die”, maar in dit vers geeft de KJV (King James Version) het weer als “hem die”, hem met kleine letters. Het is dus niet aannemelijk dat hier God mee bedoeld wordt.
Als we aannemen dat God dus niet de vernietiging verricht, wie of wat zou er nog meer verantwoordelijk voor kunnen zijn? Dat is de zonde, de zonde als de bron van de dood. De dood was nooit bedoeld om deel uit te maken van Gods schepping. Als dat zo was, zou God de auteur en bron van de dood zijn. De dood is eerder een vijand, van zowel God als van de mens,
“De laatste vijand die onttroont (vernietigd) zal worden, is de dood.” (1 Kor 15:26)
Het zou inderdaad vreemd lijken als God die de dood zou vernietigen, deze zelf wel toepast. God is de bron van het leven en niet een bron van de dood,
“In Hem was leven; en het leven was het licht van de mensen.” (Joh 1:4)
Leven en licht worden gelijkgesteld. In God is geen duisternis en geen dood,
“Dit is dan de verkondiging die we van hem hebben gehoord en die we u verkondigen, God licht is en in hem is geheel geen duisternis.” (1 Joh 1:5)
Met de ‘zonde’ die zowel lichaam als ziel kan verderven in de hel wordt de terugkeer naar het judaïsme mee bedoeld, het leven onder de vloek van de wet. Jezus die daar herhaaldelijk voor waarschuwde, bijvoorbeeld in Mattheus 7,
“Wacht u voor de valse profeten, die in schapevacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven.” (Matt 7:15)
Maar ook in Mattheus 24 waar Hij waarschuwt voor valse profeten en valse christussen die zullen opstaan (Matt 24:11, 24) En eveneens Paulus in Handelingen op weg naar Jeruzalem,
“Zelf weet ik, dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen; en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken.” (Hand 20:29-30).
Paulus die overigens in alle brieven daarvoor waarschuwde. En deze ‘zonde’ had zowel de geestelijke (zielse) als lichamelijke dood tot gevolg… En zo waarschuwde Jezus hier in bedekte termen de discipelen om niet terug te keren naar een leven onder de wet waarbij zij niet zouden ontkomen aan hetzelfde “oordeel der hel” waar ook de schriftgeleerden en de farizeeërs niet aan zouden ontkomen,
“Wee u, schriftgeleerden en farizeeërs,…. Slangen, adderengebroed, hoe zult gij ontkomen aan het oordeel der hel? (Matt 23:29-33),
waar met de “hel” de verwoesting van Jeruzalem en de tempel bedoeld wordt, de uitvoering zoals Jezus voorspelde in Mattheus 24, “de rede over de laatste dingen”, inclusief het einde van het oude verbond. Ze zouden dan samen met de “kinderen van de ongehoorzaamheid” ten ondergaan zoals Paulus dat verwoordde in de brief aan de Efeziërs,
“Laat niemand u misleiden met drogredenen (valse leringen), want door zulke dingen komt de toorn Gods (de vervulling van de vloek van de wet: de verwoesting van Jeruzalem en de tempel) over de kinderen der ongehoorzaamheid (de religieuze Joden).” (Efeze 3:6)
Het heeft allemaal niets te maken met een God die een eeuwige vernietiging voorstaat van de ongelovige mensheid…
