Hoofdstuk 19 is een hoofdstuk die wat nadere toelichting vereist, begrijp je dit hoofdstuk goed, dan worden de volgende hoofdstukken ook iets duidelijker. Dit hoofdstuk is verdeeld in 4 stukken, het eerste gedeelte gaat over het lied van Mozes m.b.t. de val van Babylon, de grote hoer Jeruzalem. Het tweede gedeelte gaat over de bruiloft van het lam waar zijn vrouw zich gereedmaakt. Het derde gedeelte betreft het Woord van God die het vonnis velt en oorlog voert met de scherpte van het zwaard. Het vierde gedeelte gaat dan over de beschrijving van het oordeel.
De grote hoer, Babylon, stelt hier het Jeruzalem onder het oude verbond voor (Openb 17). Het nieuwe Jeruzalem neemt aan het einde van Openbaring de plaats in van het oude Jeruzalem die moest worden verwijderd. God had een relatie met het Israël onder het oude verbond, een huwelijksrelatie. God was zelfs verloofd met Israël voordat Hij ging trouwen,
“Zo zegt de Here: Ik gedenk de genegenheid van uw jeugd, de liefde van uw bruidstijd, toen gij Mij gevolgd waart in de woestijn, in onbezaaid land;” (Jer 2:2)
In hoofdstuk 3 van Jeremia lezen we vervolgens dat God getrouwd was met Israël, “Keert weder, afkerige kinderen, luidt het woord des Heren, want Ik heb u getrouwd;” (vers 14)
Maar het volk Israël pleegde overspel, eerst het tien stammenrijk zoals we lezen in Hosea 1,
“Toen zeide Hij: Noem hem Lo-Ammi, want gij (huis van Israël) zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn.” (vers 9) Later het huis van Juda (omdat Jezus eerst geboren moest worden) zoals we lezen in Mattheus 21, “Daarom, Ik zeg u (huis van Juda), dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk (onder het nieuwe verbond), dat de vruchten daarvan opbrengt.” (vers 43), want ook zij zouden overspel plegen, “wij hebben geen andere koning dan de keizer,” (Joh 19:15)
Echter God had beloofd weer opnieuw te trouwen met de beide huizen van Israël zoals geprofeteerd door Hosea 1,
“Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël zich bijeenscharen, één hoofd (Jezus) over zich stellen, en optrekken uit het land; want groot zal de dag van Jizreël zijn.” (vers 10-11)
Maar God mocht volgens de wet niet opnieuw trouwen met een onreine bruid volgens Deuteronomium 24,
“dan zal de eerste echtgenoot, die haar weggezonden heeft, haar niet opnieuw tot vrouw mogen nemen, nadat zij verontreinigd is,” (vers 4)
Dus door Zijn eigen wet kon God, die de man van Israël was, Israël die door overspel verontreinigd was, haar niet meer opnieuw tot zijn wettige vrouw nemen. Maar God had wel beloofd weer opnieuw met haar te trouwen zoals Hosea hierboven had geprofeteerd. Paulus legt dat in brief aan de Romeinen 7 haarfijn uit,
“1 Of weet gij niet, broeders, – ik spreek immers tot wie de wet kennen – dat de wet heerschappij voert over de mens, zolang hij leeft? 2 Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond. 3 Zo zal zij dan, indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten; wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is, indien zij zich aan een andere man geeft.” (vers 1-3)
Paulus laat hier een stukje beeldspraak zien. De gehuwde vrouw is hier Israël. En alleen de dood van de man (hier God) bevrijdt de vrouw van de wet. Hier zien we één van de redenen waarom Jezus moest sterven aan het kruis. Jezus (als Godheid) stierf aan het kruis zodat Hij na de opstanding wettig met zijn nieuwe reine bruid kon trouwen zoals Paulus het verwoordde,
“ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen,” (1 Kor 11:2).
Verder moest Jezus als Hogepriester een maagd nemen tot zijn vrouw uit zijn eigen volksgenoten (Israël),
“Een (hoge)priester… zal een maagd uit zijn volksgenoten nemen tot vrouw.” (Lev 21:13-14)
Niet alleen moest Jezus dus sterven voor vergeving van de zonden (Lam van God die de zonde van de wereld (Israël) wegneemt), maar ook als man om Israël te verlossen ofwel,
“om hen die onder de wet vrij te kopen, opdat zij het recht van zonen zouden verkrijgen” (Gal 4:5)
zoals Paulus zei in de brief aan de Galaten. Maar om te kunnen trouwen met het nieuwe Jeruzalem moest Jezus de wet vervullen. Eerst moesten de juridische en strafrechtelijke eisen van de wet worden vervuld, het oordeel als onderdeel van de wet zoals Jezus profeteerde in Lucas 21,
“want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat.” (vers 22) Daarnaast “lag de weg naar het heiligdom nog niet open zolang de eerste tent (tempel) nog bestond.” (Hebr 9:8)
Pas nadat het oude verbond was verwijderd konden de gelovigen in de eerste eeuw het heilige der heilige binnen gaan. Maar dit kon pas als de verlossing compleet was, en dat was bij de wederkomst van Jezus 70 NC zoals we lezen in Hebreeën 9,
“zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil (verlossing) verwachten. (Hebr 9:28)
E.e.a. bevestigd door Jezus in Lucas 21,
“Wanneer deze dingen beginnen te geschieden (de verwoesting van Jeruzalem en de tempel), richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt.” (Lucas 21:28)
Het nieuwe verbond zou in de plaats komen van het zoals we lezen in de brief aan de Hebreeën in hoofdstuk 8,
“Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen,… Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” (vers 8,13)
En 70 NC werd na de verwoesting van Jeruzalem en de tempel het oude verbond voor altijd verwijderd en daarmee was op dat moment het nieuwe verbond met de beide huizen van Israël definitief van kracht.
