Juiste datering

Voor de uitleg van het boek Openbaring is een juiste datering erg belangrijk. Velen denken dat het boek zo rond 90 na christus geschreven is. Maar het bewijs van een vroegere datering (voor 70 NC) wordt door het boek zelf aangedragen. Eén van die bewijsvoeringen gaat over Openbaring 1:7, “de stammen der aarde”. De meeste Bijbelleraars beschouwen Openbaring 1:7 als het thema van het boek,

Ziet, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken hebben; en alle stammen van de aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, Amen… ”

Veel christenen denken bij de tweede komst aan een fysieke verschijning op een wit paard (Openbaring 19:11), of als een bliksem die door de lucht schiet (Mattheüs 24:27) en dat elk oog dat zal zien. Maar klopt dat wel? Laten we daarom tekst met tekst vergelijken. Openbaring 1:7 verwijst naar Zacharia 12,

“Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij zullen Mij aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over Hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig zoon, ja, zij zullen over Hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene. Te dien dage zal in Jeruzalem de rouwklacht groot zijn…” (Zach 12:10-11)

Het “huis van David” verwijst naar de Joden onder het oude verbond. Dus de rouwklacht en bitter weeklagen in Jeruzalem kan alleen maar te maken hebben met de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in de eerste eeuw.

In Mattheüs 24:30 refereerde Jezus ook naar dezelfde tekst in Zacharia 12,

en dan zullen alle geslachten der aarde wenen (weeklagen dus), en zij zullen de Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid”. (Zach 12:10-11)

Onmiddellijk na de referentie naar Zacharia’s profetie bevestigt Jezus de vervulling ervan in Mattheüs 24,

“Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht (niet ras) zal geenszins voorbij gaan, voordat dit alles is geschied”. (Matt 24:34)

Alle geslachten (of stammen) der aarde, daar worden de stammen van het land Israël mee bedoelt. Het is overduidelijk dat Zacharia 12:10-11 aangehaald in Mattheüs 24:30, betrekking heeft op gebeurtenissen in de eerste eeuw na Christus. Dus wanneer we deze referentie weer zien opdagen in Openbaring 1:7, dan kan de timing van de vervulling van dit vers niet ter discussie staan: dit vers refereert naar gebeurtenissen in de eerste eeuw, wat ook duidelijk wordt bevestigd in de eerste drie verzen van Openbaring. Terug naar vers 7,

“Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem doorstoken hebben….”

Zoals gezegd, dit heeft te maken met Zacharia 12:10, maar dit verwijst ook naar Jezus staande voor de raad,

van nu aan zult gij de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand van de macht en komende op de wolken des hemels.” (Matt 26:63).

De hogepriester en consorten wisten heel goed wat Jezus bedoelde, dat Jezus zich identificeerde met Daniel 7:13 en zichzelf een Mensenzoon noemde. Zij kenden de oudtestamentische, metaforische, apocalyptische geschriften als geen ander. Het antwoord was dan ook godslastering in de ogen van de Joden want zij wisten, dat alleen God of de Zoon van God op de wolken kon komen. Maar Jezus bedoelde hier niet dat ze Hem in werkelijkheid zouden zien komen op de wolken, nee, Hij identificeert zich eenvoudig als “de Christus”, m.a.w. ze zouden dan onmiddellijk begrijpen dat Hij de Christus was.

Jezus kwam in oordeel, op wolken, net als Zijn Vader ook vaak deed in het OT wanneer Hij zijn oordeel en wraak aankondigde tegen Israël en andere volken (zie bv Jesaja 19:1, Ezechiël 30:3-4). Jezus gebruikte “ogen” als een metafoor voor verstand, begrijpen, net als bijvoorbeeld,

ziende zullen zij niet zien” en “maar uw ogen zijn zalig omdat zij zien” (Matt 13:13-17).

Het betreft dus een geestelijk zien, al of niet tijdens hun stervensproces: eindelijk zouden ze zien (begrijpen) dat Hij de Christus was, Jezus die dit allemaal had geprofeteerd in Mattheüs 23.
Dus het hoofddoel van Openbaring zou de “openbaring” van Jezus zijn aan Zijn tijdgenoten, de natie Israël, en de plaats van openbaring zou Jeruzalem zijn. Tenslotte zou deze openbaring zijn voor hen “die zij doorstoken hebben”, de Joden dus. En niet de Joden ergens in de toekomst, maar de tijdgenoten van Jezus. En die generatie was vernietigd door de Romeinse legers in het jaar 70 na Christus. Daarom moet het boek openbaring geschreven zijn voor die gebeurtenis.