Bij het zorgvuldig lezen van de woorden van Jezus Paulus en de andere apostelen zul je bemerken dat zij hun aandacht vooral richten op het leven vóór de dood. Veelal is het onderwerp van de brieven en de evangeliën de toerusting van de arbeiders in het koninkrijk. Niet de grote ontsnapping aan de christelijke hel is het bijbelse hoofdthema, maar de toerusting van de discipelen. In het nieuwe testament wordt de aandacht gericht op het leven vandaag, op het hier en nu. Hier worden overwinningen behaald, in de hemel hoeft dat niet meer, daar is de overwinning behaald…
God beloofde Noach dat Hij nooit meer een alles vernietigende vloed zou sturen. Als teken van dit verbond plaatste Hij de regenboog in de wolken, een krachtig bewijs dat God niet de vernietiging van de mens op het oog heeft, maar zijn redding… nooit wordt verwezen naar een hel waar de gevallen mens tot in het oneindige om zijn moeder roept… En dus ook niet in het volgende tekstgedeelte uit Mattheus 8 zoals we zullen zien,
“Voorwaar, zeg Ik u, bij niemand in Israël heb Ik een zó groot geloof gevonden! Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen; maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.” (Matt 8:10-12)
In dit verhaal gaat het om het geloof van de hoofdman te Kafarnaüm t.o.v. het geloof van de “kinderen in het koninkrijk” (de religieuze Joden). In een eerder artikel heb ik uitgelegd dat de velen uit oost of west betrekking heeft op de Israëlieten in de verstrooiing. In Vers 11 geeft Jezus dus aan dat veel Israëlieten zullen worden verwelkomd in het koninkrijk der hemelen, wat zoveel betekent dat veel Israëlieten tot geloof zouden komen, de geestelijke rijkdom van Jezus in hun hart… gelijkwaardig aan de geestelijke rijkdom die Abraham, Izsaak en Jacob ook hadden tijdens hun leven (en dat tot hun gerechtigheid werd gerekend zoals Paulus dat verwoordde in Rom 4:3).
En bij de wederkomst van Christus 70 na Christus zouden ze dan gezamenlijk (met de andere geloofsgetuigen) tot volmaaktheid komen,
“daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen.” (Hebr 11:40)
Met de “kinderen van het koninkrijk” doelde Jezus op degenen die zichzelf kinderen van Abraham noemden, maar in werkelijkheid de werken van Abraham niet deden, en in plaats daarvan hem trachten te doden (Joh 8:39-40); zij hadden de duivel (de leugen) tot hun vader en wilden alleen de begeerten van hun vader doen (vers 44), zij waren het verdorven Joodse religieuze bolwerk.
En met betrekking tot de “buitenste duisternis”, in 2 Kor 4:6 staat dat God had gezegd dat,
“het Licht uit het duister zou schijnen”
en in 2 Kor 6:14 vergelijkt Paulus de duisternis met de wetteloosheid. Met de duisternis wordt dus bedoelt het leven zonder God of gebod,
“de ongelovigen wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid geslagen heeft” (2 Kor 4:4),
zij die onder de wet leefden. Het leven in de buitenste duisternis is dus een leven onder de geestelijke doden, zij die buitengesloten waren van het nieuwe verbondskoninkrijk van God.
En daar was het “geween en tandengeknars”, een geestelijke betekenis van het buitengesloten zijn van de gemeente van Jezus Christus, buitengesloten van het evangelie van de genade, en buitengesloten van vrede, blijdschap en de hoop. Het ging gepaard met afgunst, laster en woede zoals we bijvoorbeeld lezen in Handelingen 13,
“Doch toen de Joden de scharen zagen, werden zij vervuld met nijd en spraken, lasterende, tegen hetgeen door Paulus gezegd werd. Maar Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: Het was nodig, dat eerst tot u het woord Gods werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het eeuwige leven niet waardig keurt, zie, nu wenden wij ons tot de heidenen.” (Hand 13 :44-46)
Zij, de Joden, keurden het eeuwige leven niet waardig en zouden de gevolgen van hun goddeloos gedrag ondervinden en samen met de verwoesting van Jeruzalem en de tempel ten onder gaan, ofwel in de vurige oven geworpen, zoals verwoord in Matt 13:42; 50. De woorden “geween en tandengeknars” komen we 6 keer tegen in het Mattheus en 1 keer in Lucas en deze hebben allemaal dezelfde betekenis al of niet inclusief een verwijzing naar de ondergang van Jeruzalem en de tempel.
In bovengenoemde teksten wordt nergens verwezen naar een plaats van eeuwige bestraffing…
