Geen smadelijk oordeel

We gaan nog even weer terug naar de brief van Judas. Zoals ik in een vorig artikel over Judas heb vermeld werd de brief van Judas ongetwijfeld iets later geschreven dan 2 Petrus, en het is alleszins redelijk om aan te nemen dat Judas de passages van in 2 Petrus 2 in gedachten had, en hij vervolgens de tekst van Petrus heeft aangepast. En als we dan kijken naar 2 Petrus 2:4 zien we dat daar het volgende staat,

“Want indien God de engelen (Levitische priesters), die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen, door hen in de afgrond te werpen, aan de krochten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het oordeel te bewaren;”

Petrus verwijst hier naar de opstand van Korach en zijn aanhang (waaronder Levitische priesters) tegen Mozes. Met engelen worden hier de boodschappers ofwel de Levitische priesters bedoeld. Vervolgens haalt Petrus tevens de verhalen van Noach en Sodom en Gomorra als voorbeelden aan “voor hen (die in de tijd van Petrus) goddeloos zouden leven” (vers 6), waar Petrus in vers 9 dan tot de volgende conclusie komt:

“Dan weet de Here, de godvruchtigen (net als de rechtvaardige Lot) uit de verzoeking (door de valse profeten en leraars) te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen”,

waar met de ‘dag des oordeels’ de verwoesting van Jeruzalem en de tempel bedoeld wordt die 70 na Christus zou plaats vinden.

Vers 10 veroordeelt dan diegenen die toegeven aan de verdorvenheden van het vlees, de hemelse heerschappij verachten (Jezus) en ze niet schromen om “de heerlijkheden te lasteren”, waar vers 11 opnieuw verwijst naar engelen,

“terwijl engelen (boodschappers van God, apostelen), hun meerderen in sterkte en macht, bij de Here geen smadelijk oordeel tegen deze inbrengen.”

En als we dan kijken naar de brief van Judas dan zien we hetzelfde beeld. Judas was genoodzaakt de christenen te waarschuwen omdat bepaalde mensen onopgemerkt de gemeente waren binnengeslopen, goddeloze mensen, Judaïsten (die christenen probeerden terug te brengen onder de wet), maar die uiteindelijk bestemd waren voor veroordeling. Zij waren de “engelen die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen (oude verbonds-) woning verlieten” (vers 6) en met de inwoners van Sodom en Gomorra als voorbeeld zouden ook zij een identieke “straf van eeuwig vuur” (vers 7), de komende verwoesting van Jeruzalem en de tempel ondergaan.
En nu komen we bij een interessante tekst,

“Maar Michaël, de aartsengel, durfde, toen hij met de duivel in twist gewikkeld was over het lichaam van Mozes, geen smadelijk oordeel uitbrengen, doch hij zeide: De Here straffe u!” (vers 9)

De aartsengel Michael is hier een symbolische representatie van Jezus, net als in Daniel 10:13 en Openbaring 12:7. Verder gaat het hier niet over het echte lichaam van Mozes. Paulus sprak over het nieuwe verbond als het ‘lichaam van Christus’, en ook daar ging het niet over een fysiek lichaam. Het ‘lichaam van Mozes’ staat hier voor het leven onder de wet, het oude verbondssysteem, vertegenwoordigd door de Hogepriester en priesters etc. Jezus had respect voor de positie en de autoriteit van de Hogepriester en priesters etc. en oordeelde hun niet, want de tijd voor het oordeel was nog niet gekomen, want pas dan zouden ze gestraft worden.

Petrus had gezegd dat het oordeel bij het (oude verbonds-) huis van God zou beginnen… (1 Petrus 4:17), want Hij (Jezus) stond gereed om de levenden en de doden te oordelen (1 Petrus 4:5), binnenkort dus, 2000 jaar geleden. In Petrus’ geval ging het in 2 Petrus 2:11 om de discipelen die geen oordeel uitspraken en in Judas was het Jezus die geen oordeel uitsprak over de hogepriester, farizeeërs en sadduceeërs. Zij waren de weg van Kaïn opgegaan (vers 11) en,

voor hen was de donkerste duisternis voor eeuwig weggelegd” (vers 13, verg 2 Petrus 2:17).

De ‘donkerste duisternis’ betekent hier een leven zonder God, voor altijd buitengesloten zijn van het nieuwe verbondskoninkrijk van God, met als climax het oordeel, de verwoesting van Jeruzalem en de tempel.