We zijn beland bij hoofdstuk 20 waar gesproken wordt over de eerste dood en de tweede dood. Wat wordt daar eigenlijk mee bedoeld? We kijken daarvoor even naar de kruisiging van Jezus. In de nacht daarvoor werd de Pascha-maaltijd voorbereid door de discipelen (Matt 26:17-20) Met het vieren van het traditionele Pascha-feest herdachten de Joden Gods redding van het volk Israël uit de slavernij van Egypte. De discipelen wisten toen nog niet dat zij een overgangsperiode van 40 jaar nodig zouden hebben om van het oude verbond (van de dood) naar een nieuw verbond (van leven) te gaan,
“Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.” (Lucas 22:20)
Jezus kondigde hier het nieuwe verbond aan tijdens het laatste avondmaal, om het een dag later officieel te maken door Zijn vergoten bloed aan het kruis. Eigenlijk kan je zeggen dat het kruis de ‘eerste dood’ was van het oude verbond. En daarmee is dan het kruis ook de ‘eerste opstanding’ gecreëerd door het nieuwe verbond. De schrijver van de Hebreeën brief zei dat het oude verbond was verouderd op het moment dat Jezus stierf aan het kruis. Het oude verbond was dus nog wel actief, maar stond op het punt om te verdwijnen,
“Als Hij (Jezus) spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” (Hebr 8:13)
In Hebreeën 10 verklaarde de schrijver,
“(Doch) daarna heeft Hij (Jezus) gezegd: Zie, hier ben Ik om uw (Gods) wil te doen. Hij heft het eerste (verbond) op, om het tweede (verbond) te laten gelden. Krachtens die wil zijn wij (die van het eerste verbond) eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.” (Hebr 10:9,10)
Terug naar hoofdstuk 9 waar we volgende lezen,
“En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij (Jezus) de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen (het uitverkoren overblijfsel uit Israël) de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.” (Hebr 9:15)
En net als de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, duurde de overgang van het eerste verbond tot tweede verbond ook 40 jaar, van het kruis in het jaar 30 na Christus tot de vernietiging van Jeruzalem en de tempel (als beelddragers van het oude verbond) 70 na Christus. Ze waren al een nieuwe schepping maar dat zou pas ten volle tot uiting komen wanneer het oude verbond volledig was beëindigd en de heerlijkheid van het nieuwe verbond werd onthuld zoals Paulus het verwoordde in de Romeinen brief,
“Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd (in de 1st eeuw) niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden (want die was toen nog niet onthuld). Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping (heel Israël) op het openbaar worden der zonen Gods (onder het nieuwe verbond).” (Rom 8:18-19)
In het jaar 70 na Christus was er niets meer van oude verbond over. Jeruzalem en de tempel als beelddragers van het oude verbond waren volledig vernietigd, en zoals Jezus voorspelde in Mattheus 24, er was geen steen die niet weggebroken was. Dit oordeel was het laatste oordeel onder het oude verbond (in het nieuwe verbond is geen oordeel meer).
De verwoesting van Jeruzalem en de tempel stelt hier symbolisch de ‘tweede dood’ voor, het was de laatste dood van het oude verbond. Tevens was het de ‘tweede (of laatste) opstanding’, de openbaring van de zonen Gods door de definitieve bevestiging van het nieuwe verbond. De tweede dood was de laatste dood van het oude verbond, de Mozaïsche wet, waar de “god dezer eeuw” (2 Kor 4:4), de satan (de wereld van het Judaïsme) met de voeten zou worden vertreden,
“De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden.” (Rom 16:20),
dezelfde plek waar het overspelige Joodse religieuze bolwerk symbolisch voorgesteld door de duivel met het beest en de valse profeet in het symbolische “poel des vuurs” (Openb 20:10) gegooid zouden worden, een beeld van de verwoesting van Jeruzalem en de tempel waar de vijanden van Christus in de Joodse oorlog door de Romeinse legers werden vernietigd (verg Openb 19:20).
Het was de laatste dood van de “bediening des doods” (2 Kor 3:7), dat de dood bracht,
“8 want zonder wet is de zonde dood….10 en het gebod dat ten leven moest leiden, bleek voor mij juist ten dode te zijn; 11 want de zonde heeft uitgaande van het gebod (Mozaïsche wet), mij misleid en door middel daarvan gedood…. 13 Maar de zonde heeft,… door het goede (de wet en het gebod) mijn dood bewerkt.” (Rom 7:8,10,11,13)
In 1 Korintiërs 15 zegt Paulus, “…de kracht van de zonde is de wet.” (vers 56)
De wet gaf de zonde de macht om te doden. En dan lezen we in de Galaten brief,
“Want allen (die onder het eerste verbond leefden), die het van de werken van de (Mozaïsche) wet verwachten, liggen onder de vloek.” (Gal 3:10).
Het was het einde van de “de werken van de wet” wat de verbondsdood was voor Israël, met het laatste oordeel verdwenen, ofwel de tweede dood. Er zou nooit meer een (verbonds)dood komen…
